De weg kwijt

Ik ga lopen naar Rotterdam, naar mijn lief, mijn verloren lief. Halverwege kom ik in een wirwar van straten, trappen en steegjes terecht. Ik loop, klim, strompel en ga maar door. Met niets anders dan twee grote wollen beddendekens als kleding. Ik struikel erover, twee is veel te lastig, maar het is koud en wil er niet één loslaten. Ineens komt het besef, ik ga Rotterdam niet halen. Alles wordt nog meer een doolhof. Bejaarde mensen die voor mijn voeten lopen, ik ken niemand en niemand kent mij.
Ik schrik wakker, drijfnat van het zweet, mijn wangen stukgebeten.
De weg kwijt is het thema van mijn nachtmerries sinds ik met mijn zoektocht naar mijn jeugd begonnen ben. Soms kan ik mijn auto niet terug vinden. Mijn geliefde Rocky, mijn auto met een ziel. Zeker weten! Ik praat altijd tegen hem, koester hem.
Steeds kan ik in mijn dromen iets niet vinden wat me dierbaar is.
Ik zie de maan door het raam. Ik gebruik de maan. Ik zend haar een boodschap van liefde, met de nederige vraag of ze die wil laten schijnen over mijn slapende lief, daar ver weg, in Rotterdam. Net zoals ze het licht van de zon weerkaatst op aarde.
Liefde? Slechts een echo rest er nog. De lege koude kant van het bed wordt nu verwarmd door Billy, onze Poolse prins. Ik draai als een wentelteefje om en om zodat ik alle kanten kan verwarmen aan Jan zijn warme lijf. Toch blijft de leegte als een echo naklinken.
Ik ben niet wie ik dacht dat ik was. Ik dacht dat ik een creep was vroeger. Een lelijk, dom, druk, raar kind. Maar ik hoor andere dingen. Mooi, stil, intelligent, braaf en vooral te wijs voor mijn leeftijd. Ik kom achter onwaarheden. Onwaarheden die mijn beeldvorming onwijs vertroebeld hebben. Het voelt alsof ik erachter kom dat mijn vader mijn echte vader niet is. De man die ik als kind zo op een voetstuk had staan.
Het huilt in mij, ik ben verward. De bodem wankelt, als ik in de spiegel kijk vraag ik me af, wie ben ik in hemelsnaam. Ik besef elke dag meer en meer hoeveel ik van mijn werk hou. Hoe echt dat is. Seksualiteit houdt me bij mezelf, geeft me houvast. De openheid van mensen raakt me keer op keer. Geen redenen om oneerlijk te zijn. Geen toneelspel, geen mooidoenerij. En ook ik kan mijn verhaal kwijt. Mensen vragen, luisteren, leven mee. Daar voel ik me veilig en geborgen.
Ik ben bij mijn godsdienstleraar thuis geweest. Het was fijn. Een warm bad. De opmerking dat als hij toen wist wat hij nu weet, hij maatregelen genomen zou hebben om me te helpen, raakt me diep. Tranen springen in mijn ogen. Hij meent het uit het diepst van zijn hart. We hebben het ook over het geloof. Ik geloof in mezelf, in een universele energie. Heb me los gevochten van ingeprente en gehersenspoelde overtuigingen waar ik alleen maar doodongelukkig van werd. Hij ziet God als een persoon, iemand waar je een band mee op kan bouwen. Dat raakt me ook weer heel intens. Niet dat ik behoefte heb aan band met een in mijn ogen niet bestaande God die toch niets terug zegt, maar het geeft mijn behoefte aan een extra geliefde weer. Iemand waar je een band mee kan opbouwen. Die er onvoorwaardelijk voor je is. Die je niet zomaar in de steek laat. God heb je ook naast je vaste partner. Zou dat mijn polyamoreuze behoeftes verklaren? Tijdens mijn eenzame jeugd praatte ik veel tegen God, biddend en smekend om een antwoord terug. Een verloren geliefde lijkt op dat gevoel. Je praat er tegen in jezelf, maar hij of zij zegt niets terug. Ik weet het niet goed, maar het blijft nazingen in mijn hoofd. Ik mis momenteel een extra maatje om mee te sparren. Vooral voor overdag, als Jan naar zijn werk is.
De zoektocht gaat voort, opgejaagd door de wil mijn boeken zo snel mogelijk af te krijgen. Volgende week een afspraak met mijn meester van de vijfde klas lagere school.